Nieuws
Ingrid Lutke Schipholt
3 minuten leestijd

60 Punten voor de (tele)geneeskundige

Dokteren in 2015



Ontwikkelingen in de geneeskundewereld gaan razendsnel. Ook de gezondheidszorg verandert. Contact met patiënten van vlees en bloed op het spreekuur maakt plaats voor webcamconsulten. Wat je nu leert kan volgend jaar achterhaald zijn. Een blik in de toekomst.

'Ha, eindelijk een patiënt van vlees en bloed’, denk je als huisarts in 2015 op een doordeweekse werkdag. Na een ochtend werken achter de computer en vergaderen over verdere protocollering van de praktijk, is het wel eens prettig om een patiënt te zien die je echt kunt aanraken. Het is de eerste van tien patiënten die je vandaag in levenden lijve ziet. Acht van hen zijn ouder dan zeventig jaar. Niet zo verwonderlijk want van de ruim 16,5 miljoen Nederlanders zijn er bijna drie miljoen ouder dan vijfenzestig. Een beetje internetten kunnen ze wel, maar via de computer chatten met de dokter vinden ze niks.


Verder komen er die middag twee moeders met hun kleine kinderen. De rest van de patiënten kwam vanochtend op virtueel consult. Een zieke helpen via de webcam of het digitale anamneseformulier is toch afstandelijker dan een echt mens tegenover je. Bovendien kun je nu een lichamelijk onderzoek zelf uitvoeren in plaats van je physician assistent.



Tien jaar geleden kwam het sporadisch voor dat je als arts na een ochtend van consulten en diagnoses stellen pas aan het begin van de middag een patiënt ‘live’ zag. Het onderwijs was nog helemaal geënt op het aanleren van gespreksvaardigheden met behulp van simulatiepatiënten. Eindeloze trainingen kreeg je over verbale en non-verbale communicatie en attitudevorming. Toen kwamen er voorzichtig de eerste projecten voor oefenen in labskills. Telegeneeskunde was echt een noviteit. Ook in de echte dokterswereld, al wilde een dermatoloog of radioloog op verzoek van een huisarts wel eens een foto via de computer beoordelen. Daar werden zelfs subsidies voor verstrekt! Nu is een groot deel van de gezondheidszorg gericht op telemedicine en techniek. Een voordeel is dat je meer -patiënten bereikt, een nadeel dat je nog maar weinig patiënten in het echt ontmoet. De meeste zie je op de verpleegafdeling van het wijkziekenhuis in het gezondheidscentrum, maar dat zijn meer ‘interessebezoeken’ dan dat ze echt noodzakelijk zijn. Alle belangrijke gegevens staan immers in de zakcomputer waarmee je ook recepten uitschrijft. Heel anders dan tijdens de opleiding, toen het dossier en zelfs het anamneseformulier nog van papier waren. Tijdens de verpleegstage in het eerste jaar schreef je de temperatuur nog met pen op papier. Je stagebegeleider lachte je uit toen je haar ouderwets noemde omdat ze dacht dat de balpen nooit van de afdeling zou verdwijnen. Nu krijg je alle gegevens digitaal van de verpleegkundigen en co’s.



’s Avonds is er een oriëntatiebijeenkomst over subspecialiseren. ‘Alsof ik nog niet genoeg heb geleerd’, denk je. Morgenavond ben je ook al kwijt aan een bijeenkomst. Ditmaal over weer een nieuw enzymdetecteersysteem. Je zucht: ‘Meta-bolisme was nooit mijn sterkste vak.’ Maar deze cursus levert je tien nascholingspunten op. En die heb je nodig voor je loopbaandossier.


Vijf jaar geleden, na afronding van de -specialisatie, is je studentnummer omgezet in een studienummer. Dit nummer houd je de rest van je loopbaan. Het dient ook als registratienummer voor nascholing. Moest een arts tien jaar geleden nog veertig punten halen, nu zijn dat er maar liefst zestig. Bovendien bepaalt de Scholingsautoriteit voor de Geneeskunde tegenwoordig of je na-scholingsactiviteiten divers genoeg zijn. De werkgever verzorgt de registratie en de be-taling van de nascholing, net als het zoeken naar een waarnemer voor de duur van de afwezigheid. Dat zijn zo de voordelen van een dienstverband. Alleen jammer dat je de keuze voor dienstverband of ondernemerschap niet meer hebt. Een eigen toko runnen is er niet meer bij. Die mogelijkheid is vier jaar geleden afgeschaft.

Een piepje uit de zakcomputer geeft aan dat er een bericht is. Het is de krant die meldt dat de eerste Nederlandse arts-assistent – voorheen arts in opleiding tot specialist (aios) – die een scopische hartoperatie op afstand uitvoerde, fraude pleegde. Hij meldde het operatieteam aan de andere kant van de oceaan dat zijn opleider over zijn schouder meekeek, maar het universitair medisch centrum is erachter gekomen dat de arts-assistent in zijn uppie handelde. Hij had de inlogcode van zijn opleider gekraakt en gebruikt bij toegang tot de virtuele operatie. Het volgende nieuwsbericht, twee minuten later, gaat over Kamervragen die naar aanleiding van dit incident zijn gesteld. Een parlementariër eist revisie van computergebruik door artsen, in de hoop op een gedeeltelijk verbod om zo excessen uit te sluiten. ‘Handwerk gaat boven telegeneeskunde’ kopt de krant.

Nog een piepje. Het is de telefoon. Je schrikt wakker en leest de boodschap. Op de SEH ligt een jongen met vermoedelijk een hersenschudding. Je mag hem behandelen van je opleider. Je doet wat testjes. ‘Februari 2005’, antwoordt hij. Het valt dus allemaal wel mee met hem.

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.