Nieuws

Help, ik moet in opleiding!

Plaats een reactie

Coschappen zijn vaak een beslismoment

Vrouwelijke eerstejaarsstudenten willen allemaal kinderarts worden, de mannen chirurg. Als dit vooroordeel klopt, betekent dit voor geneeskundestudenten een grote uitdaging om in opleiding te komen, want opleidingsplekken voor chirurgie en kindergeneeskunde zijn schaars.

’Weet jij al wat je straks wilt gaan doen?’ Iedere geneeskunde-student krijgt deze vraag eindeloos vaak van huisgenoten, tantes en medestudenten. En er is keus genoeg. Op dit moment zijn er 27 erkende opleidingen tot medisch specialist in Nederland. Daarnaast zijn er nog talloze andere opties, zoals het profiel spoedeisende-hulparts, de huisartsenopleiding en beroepen in de sociale geneeskunde. Ondanks deze verscheidenheid van 41 vervolg-opleidingen wil, als we de vooroordelen moeten geloven, iedere vrouwelijke eerstejaarsstudent kinderarts worden en alle mannen chirurg. Het KNMG Studentenplatform controleerde dit vooroordeel in de praktijk en onderzocht welke specialisaties het populairst zijn onder geneeskundestudenten in de verschillende jaren. En ook niet onbelangrijk: hoeveel plekken zijn er eigenlijk beschikbaar voor de verschillende opleidingen. Sta je met twintig man te concurreren voor die plek bij plastische? En kun je inderdaad ‘altijd nog huisarts worden’?

Vaak chirurg
Het KNMG Studentenplatform stelde de veelgestelde vraag ‘Wat wil je straks gaan doen?’ eind 2009 aan 4000 geneeskundestudenten. De meesten willen huisarts worden. Op de tweede en derde plaats in de ranglijst staan kindergeneeskunde en interne geneeskunde. Als we een top drie voor de mannelijke geneeskundestudenten maken, valt inderdaad op dat ze vaak chirurg, maar ook internist willen worden. Vrouwen gaan vooral voor huisarts- en kindergeneeskunde. Opvallend is ook dat 10 procent van alle vrouwen nog geen keuze heeft weten te maken.

Beslismoment
Natuurlijk zijn er studenten die al vanaf dag één weten dat ze cardio-thoracaal chirurg willen worden en zich volledig daarop storten. De meesten komen er echter gaandeweg de studie achter welk specialisme het beste bij hun past. Dat blijkt ook uit de cijfers. Zo stijgt de populariteit van huisartsgeneeskunde van 10 procent in de eerste twee studiejaren naar 18 procent in de laatste twee. Kindergeneeskunde daalt echter aanzienlijk van 19 naar 9 procent.

De coschappen zijn vaak een beslismoment. Dan blijken bepaalde specialisaties toch niet aan de verwachtingen te voldoen of blijkt een vak dat in de bachelorfase nauwelijks aan bod kwam toch heel interessant te zijn. Urologie en dermatologie bijvoorbeeld hebben in het begin van de studie geen enkele voorkeurstem, maar na de coschappen wil toch 2 procent het liefst dermatoloog of uroloog worden.

Stress
Het wordt interessant als we de voorkeurcijfers van de student naast de instroommogelijkheden leggen.1 Tenminste een keer in de twee jaar kijkt het Capaciteitsorgaan op basis van de toekomstige behoefte naar het aantal benodigde artsen in opleiding per specialisatie en brengt daarover een instroomadvies aan de Minister van VWS uit. De verdeling hiervan over de diverse opleidingsinstellingen gebeurt in eerste instantie door het BOLS, waarna dit zogenaamde toewijzingsvoorstel uiteindelijk door het CBOG aan het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) wordt toegestuurd.2 Zo wordt dus bepaald hoeveel opleidingsplekken er landelijk en per ziekenhuis beschikbaar zijn.

Helaas, het klopt dat je mag stressen om die opleidingsplek voor kindergeneeskunde, neurochirurgie of plastische chirurgie. Het verschil tussen vraag en aanbod is aanzienlijk. De afgelopen jaren zijn er na het advies van het Capaciteitsorgaan  telkens tussen de duizend en elfhonderd aios-plekken beschikbaar gesteld, terwijl met de gegevens uit de enquête er omgerekend zo’n 1500 pas afgestudeerden een opleiding tot medisch specialist zouden willen volgen. Van die laatste groep kiezen er 295 voor kinderarts, terwijl op dit moment jaarlijks maar 40 opleidingsplaatsen voor kindergeneeskunde beschikbaar zijn. Gevolg hiervan is natuurlijk dat sollicitatiecommissies erg kritisch kunnen zijn.

Tips over je cv en wat opleiders belangrijk vinden, lees je in het artikel ‘Maak je droom waar’ (zie blz. 28). Voor andere specialismen die bekendstaan als ‘moeilijk om in opleiding te komen’, zoals interne geneeskunde en gynaecologie, lijkt het verschil tussen vraag en aanbod enigszins mee te vallen. Voor interne geldt bijvoorbeeld dat ruim 170 aiosplekken beschikbaar zijn, terwijl 13 procent van de studenten die medisch specialist willen worden hiervoor kiest. Dat zijn omgerekend zo’n 200 studenten per jaar. Voor gynaecologie zijn er zo’n 50 opleidingsplekken per jaar gereserveerd en hiervoor kiest ruim 9 procent, oftewel 140 studenten. Overigens verschijnt er eind dit jaar een nieuw advies van het Capaciteitsorgaan. Het is dus nog even afwachten in hoeverre er straks al dan niet meer ruimte zal komen.  

Vertekend
Huisartsgeneeskunde is een heel ander verhaal. De verhoudingen lijken gunstig, aangezien 571 van de 4000 respondenten dit als voorkeur opgaven en er jaarlijks tussen de zes- à zevenhonderd opleidingsplekken zijn. Maar deze cijfers geven een vertekend beeld. Huisarts-geneeskunde is namelijk niet alleen vaak eerste keuze, maar wordt ook gezien als het beste alternatief als het bij een ander vak niet is gelukt. Uit onze resultaten kunnen we concluderen dat er niet voor iedereen een specialisten-plek beschikbaar is.

In de praktijk kun je dus ook veel kandidaten verwachten die in eerste instantie medisch specialist wilden worden. Daarnaast zijn er nog heel veel specialismen die staan te springen om sollicitanten, zoals de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. Door de toenemende vergrijzing zal de roep om gedegen artsen die kunnen omgaan met de speciale problematiek van deze patiëntengroep alleen maar toenemen. Onze ouders zullen over enkele tientallen jaren een tekort aan
specialisten ouderengeneeskunde meemaken als er niet meer studenten voor deze richting kiezen. Reden dus om uit te zoeken wat bepalend is voor de keuze van een bepaald specialisme. Dan kan de opleiding hierop inspelen.

Geld en status
Wat bepaalt eigenlijk de keuze voor een specifiek specialisme? Geneeskundestudenten horen vaak dat ze later lekker op hun geld kunnen gaan zitten. Maar speelt geld een rol bij de keuze van de vervolgopleiding? Uit de cijfers blijkt dat de waarde die hieraan gehecht wordt, daalt met de jaren. Salaris en status zijn zelfs het minst bepalend. De vakinhoud van het specialisme van eerste keus staat met stip op één. Meer dan de helft van de studenten gaat hiervoor, gevolgd door de hoeveelheid patiëntcontact, een gevarieerde patiëntenpopulatie en de ervaring tijdens een coschap.

Coschap
De coschappen hebben een grote invloed op de keuze voor een specialisme. Als bepaalde specialismen meer aan bod komen in de coschappen, verdienen deze wellicht meer ‘voorkeursstemmen’. Dit zou voor de onpopulaire opleidingen een uitkomst zijn. In Nijmegen is bijvoorbeeld het coschap ouderengeneeskunde al verplicht gesteld. Het is interessant om te blijven volgen of dit effect heeft op de populariteit van het vakgebied.

We zien dus dat veel studenten als eerste voorkeur een ziekenhuisspecialisme of huisartsgeneeskunde opgeven en dat voor bijna iedereen de inhoud van het vak de doorslag geeft. Helaas zijn voor sommige populaire specialismen niet veel opleidingsplekken beschikbaar. Daar tegenover staat een heel scala aan vaak nog onbekende kanten van de geneeskunde waarin volop mogelijkheden liggen. Een oriëntatie op deze mogelijkheden en een goede voorbereiding vergroten de kansen op een mooie baan.

Fleur van den Heijkant, Eveline Langereis, Joyce Struik en Marion Vlemminx



Mirte Caanen, net afgestudeerd als basisarts in Maastricht

Wat wil je gaan doen nu je bent afgestudeerd?
Ik heb tijdens mijn zesde jaar onderzoek gedaan en stage gelopen bij gynaecologie en obstetrie. Dit praktische, turbulente en uitdagende specialisme spreekt mij erg aan. Deze stage heeft mij enorm enthousiast gemaakt om als anios gynaecologie en obstetrie te gaan werken. Natuurlijk is het als assistent weer een stap verder, krijg je echt alle verantwoordelijkheid en draai je diensten zelfstandig. Ik heb er veel zin in, ik hoop dat het anios-schap mij een nog beter beeld geeft van de gynaecologie, en of ik erachter kom of dit het helemaal is.

Wat wilde je worden in het eerste jaar?
Vanaf mijn eerste studiejaar wilde ik altijd kinderarts worden. De kinderen en het brede vakgebied trokken mij. Ik heb altijd veel met kinderen gedaan, en zag deze baan als een soort van ideaalbeeld. Ik merkte gedurende het coschap dat het weinig praktisch en snijdend bezig zijn, en de ontzettend brede kennis die vereist is, niet zo goed bij mij pasten als ik dacht.

Hoe ziet jouw droombaan er over tien jaar uit?
Dat is een moeilijke vraag! Een baan waarin ik mezelf kan blijven ontwikkelen, zowel medisch als persoonlijk. Een baan die een uitdaging blijft, een baan waar ik elke ochtend met plezier naartoe ga. Fijne collega’s, goede sfeer op het werk, leuk praktisch vak zoals gynaecologie. Een baan die ook te combineren is met een sociaal leven en wellicht een gezin. Maar wie wil dit nu allemaal niet? Ik hoop dat ik een baan vind die bij me past, met een goede sfeer en fijne collega’s. We zullen zien!

<strong>PDF van dit artikel</strong>
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.